DOELSTELLINGEN

De maatschappelijke doelstellingen

Kinderopvang is namelijk niet alleen goed voor de ontwikkeling van kinderen, het draagt bij aan gelijke kansen voor kinderen door ze een goede start te geven in de belangrijkste ontwikkelingsfase van hun leven.

Het is een essentieel onderdeel van onze maatschappij en houdt, door ouders de kans te geven arbeid en gezin te combineren, de economie draaiende.

De ontwikkeling van kinderen

Uit onderzoek blijkt dat goede kinderopvang een positief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. Uit de rapportages van toezicht en kwaliteit-monitoring blijkt dat we trots mogen zijn op de kwaliteit van Nederlandse Kinderopvang!

Het creëren van gelijke kansen

Goede kinderopvang kan een belangrijke factor zijn in een goede start voor kinderen. Het bereik wordt in hoge mate bepaald door de toegankelijkheid en betaalbaarheid van kinderopvang.

Het verhogen van de arbeidsparticipatie

Als de kinderopvang van goede kwaliteit is én toegankelijk en betaalbaar dan kan het de arbeidsparticipatie stimuleren en zo een bijdrage leveren aan het terugdringen van de krapte op de arbeidsmarkt.

Kwaliteit

Goede kinderopvang ontwikkelt kinderen verder dan wanneer kinderen alleen in een thuissituatie opgevoed worden. Het bevordert 21st century skills en voorkomt taal- en ontwikkelingsachterstanden. Dat betekent dat kinderen het op school beter gaan doen en we Nederland in de toekomst ook concurrerend blijven houden.

  • In de wet kinderopvang is opgenomen dat een houder verantwoorde kinderopvang moet aan bieden, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. In het Besluit kwaliteit kinderopvang wordt deze hoofdregel verder gespecificeerd met nadere regels en aanwijzingen.

    In de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (wet IKK, 2018 e.v.) zijn de kwaliteitseisen opgedeeld in 4 themas: 1. de ontwikkeling van het kind staat centraal, 2 veiligheid en gezondheid, 3. stabiliteit en pedagogisch maatwerk en 4. kinderopvang is een vak.

  • Uit analyse van de openbare jaarlijkse inspectierapporten van de GGD blijkt dat er een stijgende lijn en positieve ontwikkeling is in de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland. Er worden steeds minder tekortkomingen vastgesteld en het aantal inspectieonderzoeken dat resulteert in een handhavingsadvies neemt af. Er lijkt een verschil te zijn tussen kleinere en grotere aanbieders van kinderopvang, waarbij de grotere aanbieders minder moeite lijken te hebben aan het voldoen aan de verdere kwaliteitseisen uit de IKK.

  • Er is een substantieel verschil in de kijk op en perceptie van ouders die wel of niet voor kinderopvang kiezen. Niet gebruikers hebben vaker twijfels over de zorg, veiligheid en de opvang van baby’s, terwijl het overgrote merendeel van de ouders met kinderen in de kinderopvang ook voor baby’s en dreumesen de toegevoegde waarde zien. 80% van alle ouders zien het voordeel van en vinden het goed voor de ontwikkeling van kinderen vanaf 2,5 jaar om een aantal dagen naar de kinderopvang te gaan. Verder blijkt dat ouders van baby’s hun eigen kinderopvang gemiddeld een 8,3 geven en ouders van kleuters gemiddeld een 7,7 zo blijkt uit Kijk op Kinderopvang van het SCP (2018).

  • Het meest gangbare beleid wereldwijd is dat kinderen vanaf 6 of 7 jaar naar school gaan, in Nederland is dat echter al met 4 jaar en zijn ze vanaf 5 jaar leer-/schoolplichtig.

    Uit onderzoek naar de hersenontwikkeling van kinderen blijkt niet alleen dat de grootste ontwikkeling in de periode van 0 – 6 jaar plaats vindt, maar ook dat hoe jonger de kinderen zijn, hoe meer ze gebruik moeten maken van impliciete, onbewuste vormen van leren en dat schools leren passend is als de cortex daar voldoende rijp voor is, rond het 6de jaar. Verder blijkt uit onderzoek dat een rijke spelomgeving en een diversiteit aan spelvormen waarin kinderen zich kunnen uitdrukken, de psychosociale ontwikkeling bevordert. Daarom is tijd om vrij te spelen noodzakelijk in het curriculum voor jonge kinderen.

    De periode van 0-6 jaar wordt aangeduid met de speelleeftijd en vanaf 6 met schoolleeftijd. Echter in Nederland worden kinderen vanaf hun 4de in het schoolse systeem opgevangen: van persoonlijke aandacht in de kinderopvang (kind: pedagogisch medewerker ratio 7 : 1) naar een klas met 24 – 30 leerlingen, van spelen naar leren en doel- en prestatiegericht moeten zijn. Terwijl wetenschappelijk onderzoek aantoont dat kinderen enerzijds op hun vierde nog niet over de cognitieve vaardigheden beschikken om klassikaal les te krijgen en anderzijds de psychosociale ontwikkeling meer wordt gestimuleerd door vrij spel. Met een goede psychosociale ontwikkeling van jonge kinderen (0-6 jaar) wordt een goede basis gelegd voor hun verdere schooltijd en carrière. Eenvoudig gezegd: de eerste 6 jaar gaat het bij de ontwikkeling vooral om “eruit te halen wat erin zit” en pas daarna zijn kinderen rijp en ontvankelijk voor leren en spelen met een doel. Daarnaast is er een verschil in het spel van jongens en meisjes, jongens zijn meer beweeglijk en motorisch gericht en meisjes zijn meer gericht op verbale interactie. Dat vraagt niet alleen meer, letterlijk en figuurlijk, om kinderen de ruimte te geven voor hun spel, maar ook om hun creativiteit, fantasie en zelfontplooiing niet in te kaderen door strakke schoolse doelstellingen. Uitgaande van een doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen moeten voorzieningen tot en met 5 jaar gericht zijn op een meer pedagogische vs. onderwijs grondslag.

  • In vergelijking met andere landen scoort de kinderopvang in Nederland hoog in internationale studies. Professor Paul Leseman vindt de sector innovatief, creatief en proactief. ‘De kinderopvang is ondernemend en dat leidt tot vernieuwing en afstemming op wat er in de samenleving leeft. Qua vernieuwende pedagogiek loopt de kinderopvang ook voor op het onderwijs. Ook wat betreft de samenwerking met andere sectoren, het partnerschap met ouders en de worteling in de buurt. Wij zijn bovendien goed in het bieden van kwaliteit waar het echt nodig is, bijvoorbeeld aan kinderen met achterstanden. Daar hebben we in Nederland prikkels voor, zoals de onderwijsachterstandsgelden. In Denemarken bijvoorbeeld zie je dat de kwaliteit lager is waar er meer kinderen met achterstanden zijn. Bij ons is dat omgekeerd.’ Uit artikel KinderopvangTotaal : ‘We zijn te kritisch over de Kinderopvang’.

Toegankelijk

De kinderopvang maakt het mogelijk dat zo’n 600.000 huishoudens arbeid en zorg op een goede manier kunnen combineren, en dat ruim 900.000 kinderen op een goede manier worden opgevangen en zich sociaal-emotioneel en cognitief kunnen ontwikkelen.

De huidige corona crisis heeft laten zien hoe belangrijk de kinderopvang is voor ouders en kinderen, en hoe innovatief, creatief en flexibel de kinderopvangsector is. Citaat: Ministerie SZW Aanbiedingsbrief reflectie kinderopvangstelsel, juli 2020.

  • Toegankelijkheid wordt niet alleen bepaald door de fysieke bereikbaarheid, maar gaat ook over keuzevrijheid voor ouders, flexibiliteit, innovatie en het creëren van gelijke kansen.

  • Naast het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen en arbeidsparticipatie is het vergroten van gelijke kansen een belangrijke doelstelling van kinderopvang. Om dat effectief te doen is het van belang de beschikbare middelen zodanig in te zetten dat de toegankelijkheid voor diegene die het het hardst nodig hebben vergroot wordt. Het onderstaande beeld laat zien dat het niet gaat om iedereen hetzelfde te bieden, allen hetzelfde krukje, maar dat gelijkheid pas kan ontstaan als de groep die het hoogste krukje nodig heeft, die ook krijgt.

    Met het stimuleren van voorschoolse voorzieningen via de Gemeenten en de kinderopvangtoeslag wordt ruim 89 % van de peuters van 2,5 tot 4 jaar via een fijnmazig netwerk bereikt.

  • Kinderopvang in andere landen is universeel toegankelijk en kinderen gaan pas op een leeftijd van zes jaar naar de basisschool.

    Alleen werkende ouders hebben in Nederland recht op kinderopvangtoeslag. Niet-werkende ouders hebben geen recht op kinderopvangtoeslag, met uitzondering van kinderen van 2,5 tot 4 jaar die in aanmerking komen voor gemeentelijke bijdrages in het kader van doelgroepenbeleid. In Nederland maken kinderen van laagopgeleide ouders het minste gebruik van kinderopvang. Dit patroon is consistent met het patroon van arbeidsmarktparticipatie van ouders: die is lager naarmate het opleidingsniveau lager is. Het is een probleem dat dit verschil in Nederland groot is, aangezien kinderopvang ervoor kan zorgen dat kinderen met een achterstand een betere startpositie krijgen op de basisschool. De SER pleit voor een ‘universeel systeem’ van kindvoorzieningen, een betere kwaliteit van kinderopvang, en sluitende dagarrangementen. In een universeel systeem van kindvoorzieningen zijn er geen aparte regels voor kinderen met een achterstand. Een aanvulling op het SER-advies is, naast het wegnemen van financiële en administratie drempels, een wijkgerichte benadering die laagopgeleide ouders bij de opvang betrekt, dat kan ouders het vertrouwen geven dat hun kind baat heeft bij kinderopvang. Zie ook: Naar een stabiel stelsel van kinderopvang SEO 2020

Betaalbaar

Het gebruik van kinderopvang wordt naast de kwaliteit en toegankelijkheid bepaald door de betaalbaarheid van de kinderopvang. Dit geldt niet alleen alleen voor de individuele huishoudens, maar ook voor de totale kosten voor de overheid en werkgevers.

  • In het huidige stelsel betalen ouders, afhankelijk van hun inkomen 4% tot 66% van het voor de kinderopvangtoeslag vastgestelde maximum uurtarief. Daarmee betalen ouders gezamenlijk ongeveer een derde van de totale kosten, werkgevers en de overheid betalen ook ieder een deel.

    In het huidige stelsel worden de totale kosten van kinderopvang ca € 5,4 mld (raming 2022) gefinancierd door:

    de overheid door middel van inkomensafhankelijke toeslagen aan de ouders

    de werkgevers via de sectorpremie in de WW

    de ouders inkomensafhankelijk

    Daarbovenop wordt er via de Gemeentes ca € 530 mln gefinancierd voor peuters en voor vroege en voorschoolse voorzieningen.

    In 2019 was de verdeling overheid, werkgevers en ouders respectievelijk 43%, 29% en 28 % gebaseerd op financiering tot het maximum uurtarief

    In de begroting van 2022 is per saldo € 3,8 mld voorzien voor uitbetalingen aan kinderopvangtoeslagen aan 564.000 huishoudens. Hiervan wordt € 1,3 mld bijgedragen door de werkgevers op basis van een vast percentage (0,5%) van de totale loonsom.

  • De inkomenstabel voor de kinderopvang toeslag wordt jaarlijks aangepast door de Minister van SZW. In het huidige stelsel krijgen de laagste inkomens tot 96 % van het maximum uurtarief vergoed. De hoogste inkomens krijgen tot 33% vergoed. Zie de tabel: Kinderopvangtoeslag 2022

    Sinds 2022 wordt de kinderopvangtoeslag berekend over een maximum van 140 % van het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner tot een maximum van 230 uur per maand.

  • Voor 2022 zijn de maximale tarieven: Dagopvang € 8,50 per uur, BSO € 7,31 per uur en voor gastouderopvang € 6,52 per uur. De werkelijke in rekening gebrachte tarieven liggen gemiddeld hoger dan het vastgestelde maximum tarief. Het uitgangspunt bij de invoering van de Wet Kinderopvang (2005) was de dekkingsnorm van 80 % van de werkelijke tarieven. Deze norm is door de jaren heen losgelaten en was in 2019 ca. 73%. Doordat het werkelijke tarief hoger ligt dan het tarief waarvoor ouders de kinderopvangtoeslag krijgen, betalen ouders vaak meer. Hetgeen de betaalbaarheid beperkt. Voor 2022 is het maximum tarief dekkend voor circa 20 % van de dagopvang en 0 % voor BSO.

    Uit de Monitor Tarieven BKR van Bureau Buitenhek blijkt dat de stijging van de maximum uurtarieven niet kostendekkend zijn. Voor 2019 de effecten van inflatie, inzet pedagogisch medewerker (beroepskracht ratio, bkr) en CAO stijging voor dagopvang ca 4 % hoger dan de verhoging van het uurtarief. Het overgrote deel van de aanbieders heeft de stijging in kosten niet volledig doorgevoerd in de tarieven voor ouders, desondanks heeft in 2019 65 % van de aanbieders een hoger tarief dan het maximum dat wordt vergoed en in de BSO geldt dat voor 89 % van de aanbieders. Door de verdere stijging van o.a. de loonkosten vanuit de CAO voor 2020, 2021 en 2022 en door de de stijging in het ziekteverzuim vanwege de Corona pandemie zijn de aanpassingen van de maximum uurtarieven niet toereikend en wordt de 80 % norm van de Wet Kinderopvang niet gehaald.